Ja, ik wil… een condoom (29-05-2001)

NRC Handelsblad van 29-05-2001 Pagina 25

Het condoom zit in een doosje, alsof het een verlovingsring betreft. In de nieuwe Vrij Veilig-campagne van de stichting Soa-bestrijding, die deze week begint, is dat fraai uitgevoerde doosje de telkens terugkerende blikvanger. Maar het heeft geen zin er in de winkel naar te zoeken, want in deze vorm bestaat het niet. ,,Zo’n doosje zou natuurlijk ook niet het meest handzame formaat voor een condoomverpakking zijn”, zegt campagneleider Jan Hilbers. ,,Het lijkt me lastig om het zo in de kontzak te stoppen. Het is een knipoog, om een romantisch gevoel op te roepen bij de eerste keer.”In de afgelopen jaren heeft de stichting al heel wat verschillende campagnes gevoerd. De meest recente zocht het in de cynische mededeling dat soa overal verkrijgbaar zijn. Nu is de boodschap weer op een bredere doelgroep gericht, al bestrijdt Hilbers de gedachte dat de vorige campagne te cryptisch was. In elk geval is het begrip soa (seksueel overdraagbare aandoeningen) naar zijn zeggen bekend genoeg. ,,We hebben dat in 1992 voor het eerst gemeten; toen wist 13 procent van de doelgroep wat het betekende. Bij de laatste meting, eind vorig jaar, lag dat bij de gehele Nederlandse bevolking op 72 procent en bij jongeren zelfs op 80 procent.” Die jongeren blijven de belangrijkste doelgroep. In de leeftijdsgroep van 15 tot 22 jaar worden veel kortstondige relaties aangegaan. ,,Het probleem is alleen dat veel jongeren dat zelf zo niet zien. Ze realiseren zich niet dat je op die manier in de loop der jaren toch wel een stuk of tien verschillende partners gehad kunt hebben, zonder dat je weet met wie die nog mèèr naar bed zijn geweest.”

In de nieuwe filmpjes, bedacht door het Delftse reclamebureau Wubbe Creative, lopen een paar verhaaltjes op clip-achtige wijze door elkaar heen: een jongen en een meisje tijdens een romantisch ogend etentje, een homostel en een jongen en een meisje thuis. En in al die situaties wordt er zo’n soort juweliersdoosje overhandigd. De afsluitende tekst is al jarenlang onveranderd: ,,Ik vrij veilig of ik vrij niet.”

Over het effect van de campagnes is Hilbers positief. Hij wijst erop, dat in 1987 nog maar 10 procent van de jongeren zei altijd een condoom te gebruiken. Nu is dat 79 procent. Maar spreken ze bij zulk onderzoek de waarheid of geven ze slechts het antwoord dat in sociaal opzicht het meest wenselijk wordt geacht? ,,Het is gerapporteerd gedrag”, geeft de campagneleider toe. ,,We kunnen helaas niet online in alle slaapkamers meten wat er gebeurt. Dat zou wel mooi zijn, ja.”

De stichting Soa-bestrijding wordt gesubsidieerd door het ministerie van Volksgezondheid en wordt voorts gesponsord door het Aids-fonds, farmaceutische bedrijven en grote condoomfabrikanten. Met al die instanties is afgesproken dat er in de campagnes, hoe dan ook, geen angst zal worden gezaaid en ook niet wordt gestigmatiseerd. Homo’s en hetero’s, autochtonen en allochtonen moeten zich er gelijkelijk in herkennen. Voorts is enige voorzichtigheid geboden jegens de politiek. Kamervragen zijn nu eenmaal snel gesteld. Zo heeft het CDA in het verleden al eens geopperd dat de Vrij Veilig-filmpjes propaganda maken voor wisselende contacten, terwijl ,,trouw zijn in een relatie” minstens even goede bescherming zou bieden. Die kwestie is gesust, maar ook de kleinere christelijke partijen blijven dit soort campagnes met argusogen bezien.

Afstotende beelden zijn evenmin welkom. Toen de reclamemakers de symboliek zochten in opengebarsten knakworstjes op een barbecue, werd dat voorstel dan ook prompt verworpen. ,,Je kunt wel met harde getallen en enge plaatjes gaan werken”, merkt Hilbers op, ,,maar dat werkt maar èèn keer. En wat doe je dan daarna? Wij slaan, als Postbus 51-campagne, liever een positieve toon aan. Seks moet wel leuk blijven.”