‘Het is allemaal flauwekul’

Het GVR haalt in 1950 de krantenkoppen: “11.800 km vliegen om drie kwartier te praten.” Het gaat hier om Edward T. Nettleton, vice-president van reclamebureau Charles W. Hoyt, dat alle reclame-uitingen verzorgt voor de KLM en de Holland Amerika Lijn op het westelijk halfrond. Nettleton, die ook nog de baas is van de reclame-organisatie van de verenigde reisbureau in de VS, komt speciaal over voor het GVR-congres in Haarlem. Het Genootschap is altijd goed geweest in het van ver halen van interessante sprekers. Op het congres in 1932 is dat mevrouw Christine Frederick, oprichtster van de eerste Amerikaanse reclameclub voor vrouwen, de League of Advertising Woman. Ze verrast de congresgangers met haar ‘vondst’: Mrs. Consumer. Copywriters moeten oppassen voor al te hoogdravende taal, want die gaat boven het bevattingsvermogen van deze Mrs. Ze vertelt in dit verband een smakelijke anekdote. In een van de warenhuizen van John Wanamaker kwam eens een Mrs. Consumer om een corset terug te brengen, dat zij de vorige dag had gekocht. Ontstemd vroeg zij de verkoopster, hoe deze kon verwachten, dat dit corset haar zou passen. Zij wees daarbij op een in gouden letters gevatte tekst: ‘This corset made expressly for John Wanamaker’. “Wat als reclame was bedoeld, werd door haar woordelijk opgevat”, aldus Frederick. De Nederlander F. Roels valt haar wat dit betreft bij in zijn standaardwerk ‘Psychologie der Reclame’ uit 1938: “Advertenties die voor de huisvrouw zijn bedoeld, dienen te worden afgestemd op het begrips- en kennisniveau van een 15-jarige.” .Op Aletta Jacobs na lopen de feministen in de jaren ‘30 nog in de luiers.

De psychologisering van de reclame zet door. In 1953 haalt GVR de Oostenrijker dr Ernest Dichter voor een congres naar Nederland die zich, gesteund door de theorieën van Sigmund Freud, bezighoudt met ‘motivational research’. Z’n ‘Institute for Research in Mass Motivations’ heeft sinds 1938 al voor 300 verschillende branches de vraag trachten te beantwoorden wat de consument werkelijk beweegt om een product of dienst aan te schaffen. Na zijn betoog trekt GVR’s vice-voorzitter Rein Rijkens een ingewikkelde dieptepsychologische conclusie: “Mijnheer Dichter, het kan zijn dat sommige van mijn collega’s op kantoor zullen zeggen dat zij helemaal niet jaloers zijn, hier niet te zijn geweest. Ik heb nu van u geleerd, dat zij in werkelijkheid wel heel erg jaloers zijn, en daar hebben ze alle reden voor.”

Vijf jaar later spreekt de Amerikaan Vance Packard, auteur van het opzienbarende boek ‘De verborgen verleiders’, op een lunch van het Genootschap. De Telegraaf kopt: ‘Aanslag op uw onderbewustzijn’, alsof Packard een terroristische actie in zin heeft. In werkelijkheid blijkt de auteur volgens de Volkskrant een ‘reclame-stunt(elaar)’, die maar moeizaam uit zijn woorden komt. Packard (“bebrild, een bol gezicht met blosjes, verveelde ogen en een kalend voorhoofd”) is zelf overdonderd door het succes van zijn boek. De gedachte leeft dat hij persoonlijk een verborgen verleider is, maar in werkelijkheid is hij een werkloze journalist als in 1957 een uitgever plotseling brood ziet in zijn grotendeels anekdotische verhalen over de zogeheten dieptepsychologisch geschoolde reclame-experts. De marktonderzoeker en oud-GVR-voorzitter drs Bert de Vries heeft bewondering voor het werk van de in 1992 overleden Ernest Dichter, maar relativeert de theorie dat reclamemakers het onderbewustzijn kunnen manipuleren. Hij herinnert zich nog de bijeenkomst die hij organiseert voor een club reclamemensen, onder wie de latere reclameprofessor Giep Franzen. De bedoeling is om het mogelijke effect van onderbewuste reclamebeïnvloeding aan te tonen. Er wordt een filmpje gedraaid waarin niet normaal zichtbaar Coca-Cola wordt ‘geflitst’. De Coke-consumptie van het gezelschap stijgt na afloop van de bijeenkomst nauwelijks. Die van spiritualia des te meer. De steekproef is wel erg klein geweest, maar niettemin is de ferme conclusie: “Het is allemaal flauwekul.” Vance Packard sterft in 1996, 82 jaar oud. Achteraf worden ‘De verborgen verleiders’ en zijn volgende boeken toch gewaardeerd. Hij is tenslotte zo’n beetje de eerste, die na de oorlog de reclamebranche kritisch is gaan bekijken. De cirkel is inmiddels rond. In de herfst van 2001 is het GVR mede-organisator van een bijeenkomst over het boek ‘Reclamewerking ontrafeld’, waarin definitief wordt afgerekend met de mythe dat reclamemensen een aanslag plegen op het onderbewustzijn.