‘Reclame is een kunst – geen improvisatie’

‘Al 75 jaar kennis & kunde’. In de eerste GVR-maandberichten van 1927 wordt reeds aandacht besteed aan Franse vakscholen als de Ecole d’Art de Publicité, waar het reclamevak kan worden geleerd. ‘Ziehier eene vakschool, waaraan we in Holland behoefte hebben. De reclame is een kunst – geen improvisatie.’ Gekeken wordt ook naar de Duitsers, de Engelsen en later – als de verbindingen over de oceaan beter worden – de Amerikanen.

In 1938 wordt het GVR de drijvende kracht achter het Examen Instituut voor Reclame Wetenschappen dat toezicht houdt op de schriftelijke reclamecursussen van het opleidingsinstituut PBNA. In de jaren tot 1943 worden zo diverse ‘reclame-assistenten’ afgeleverd. In de bestuursnotulen uit de oorlogsjaren heeft het onderwijs hoge prioriteit. Gesoebat wordt over de exameneisen voor toekomstige opleidingen ‘reclameleiders’ en ‘reclameconsulenten’. Een enkele twijfelaar vraagt zich af of er in Nederland wel voldoende bedrijven zijn te vinden die het salaris kunnen opbrengen voor zo’n duur opgeleide reclamechef.

GVR-voorzitter Han Coppens houdt de moed er echter in. In juni 1940 – een maand na de Duitse inval – zegt hij dat alles gewoon zal doorgaan – inclusief de congressen. ‘U moet dat vergelijken met een ijsclub die des zomers plannen maakt voor de winter, waarvan echter niemand weet of er wel ijs komt’, even later gevolgd door de geruststelling: ‘Reclame is zo oud als de mensheid en zal zo oud worden als de mensheid bestaat.’

Van congressen komt echter weinig meer terecht. Dordrecht staat nog even op de nominatie als congresstad. Vanwege de geringe hotelaccomodatie in de plaats, wil men zelfs NS-slaapwagons aanslepen om de congresgangers te herbergen. Het gaat allemaal niet door. De vergaderingen worden na 1943 steeds sporadischer en de notulen bescheidener.

Direct na de oorlog beginnen de congressen weer en ook de draad van het onderwijs wordt weer opgepakt. De Onderwijscommissie van het GVR neemt weer het voortouw. Commissievoorzitter Rein Rijkens schetst begin jaren ’50 al de contouren van de Stichting Reclame-Onderwijs (de latere SRM) dat in 1955 zal worden opgericht. Rijkens blijft nuchter: ‘Reclame is géén wetenschap. Ze vormt wel een probleem dat in wetenschappelijke geest en met wetenschappelijke methoden kan worden onderzocht.’

In 1959 wordt dan ook een nieuwe stap gezet op het gebied van ‘kennis & kunde’. Voor het GVR-congres in Groningen zet de universiteit aldaar zijn deuren wagenwijd open. De gewiekste genootschapsvoorzitter jhr Wim van Andringa de Kempenaer grijpt zijn kans en houdt een warm pleidooi om het reclame-onderwijs door te trekken naar een academisch niveau door het instellen van een of meer bijzondere leerstoelen. Als dat op financiële bezwaren mocht stuiten, is het GVR gaarne bereid te helpen deze uit de weg te ruimen. De leerstoelen zijn er gekomen en de reclame is, mede dankzij het GVR, van een mulo-vak een havo-vak geworden.

Naschrift

Het is niet moeilijk een column te vullen met fraaie uitspraken van jhr Wim van Andringa de Kempenaer. Nu pakjesavond nadert moet ik deze kwinkslag van hem kwijt (met dank aan oud-hoofdredacteur Lidio Blankstein van Adformatie). De Kempenaer komt in 1963 op het GVR-congres in Enschede te spreken over de sinterklaascampagne die V&D toen voerde onder het motto ‘Geven is plezier voor twee’. ‘Dat klopt’, zei de genootschapsvoorzitter, ‘voor Vroom en voor Dreesmann.’